Nederlandse titel proefschrift Vroegsignalering van depressie na een beroerte
Engelse titel proefschrift Early Detection of Post-Stroke Depression
Promovendus Man-van Ginkel, Janneke de
Gepromoveerde is verpleegkundige (geweest)
Universiteit Universiteit Utrecht
Datum promotie 30/08/2012
Promotores Promotoren: prof. dr. M.J. Schuurmans & prof. dr. D.E. Grobbee & prof. dr. E. Lindeman. Copromotor: dr. T.B. Hafsteinsdóttir
Linkedin-account linkedin.com
Researchgate-url researchgate.net
Abstract (Engels)

In the first two years after stroke approximately one-third of the patients suffer from depression, also referred to as post-stroke depression (PSD). Patients with PSD suffer from symptoms, such as a diminished interest or pleasure (anhedonia), depressed mood, sleep disturbances, loss of energy, changes in appetite, feelings of inappropriate guilt, concentration difficulties, psychomotor retardation or agitation, and suicidal thoughts. PSD aggravates the burden of physical, psychological and social disability after a stroke and hinders patient participation in rehabilitation, increasing the negative impact of associated impairments on recovery. However, despite the high prevalence, its impact on rehabilitation outcome and the current treatment options, post-stroke depression is not generally recognized in stroke patients. This poor recognition, along with a passive attitude of health care professionals towards therapy, leads to underdiagnosis and undertreatment of post-stroke depression. Therefore, the main aim of this thesis is to investigate proper strategies to early recognize patients at risk and to detect PSD in stroke patients, and to describe the role of nurses in PSD.
The first part of the thesis provides a review of the literature on the role of nurses in the daily care of depressed stroke patients with a focus on the early detection of PSD and therapeutic interventions that they can use. The findings of both studies showed that nurses distinguished a screening role from an intervening role. They recognized symptoms of depression, however, they experienced the assessment of psychological status as difficult because of a lack of knowledge, skills and training. Measurement scales supporting their observations were seldom used.
Furthermore the nature of post-stroke depression is investigated, addressing the question whether all nine symptoms of depression, irrespective of their somatic or psychological nature, should or should not be considered as a clinical manifestations of PSD. Comparing the symptom profile of depressed and non-depressed stroke patients, with depressed and non-depressed patients with symptomatic atherosclerotic diseases, and general practice patients demonstrated broadly similar symptom profiles in the three cohorts. However, the stroke patients suffered more severely from these symptoms than the patients with symptomatic atherosclerotic diseases or the patients in general practice. The findings show that PSD is not a different type of depression. This findings indicate that all depressive symptoms, including somatic symptoms, should taken into account when diagnosing depression in patients after stroke.
The main part of the thesis presents three studies focusing on the early detection of post-stroke depression in the daily care of stroke patients who were able to communicate adequately. First, the reliability, validity, and clinical utility of the nine-item and the two-item Patient Health Questionnaire (PHQ-9, PHQ-2) was investigated in daily nursing practice of hospitalized patients with stroke. These results suggest that the PHQ-9 and PHQ-2 are preferable instruments for the early detection of PSD in the daily care of stroke patients who are able to communicate adequately. Nurses judged the PHQ to be a brief and easy-to-use instrument in daily practice of nursing stroke care.
The timely detection of Post-Stroke Depression (PSD), however, is complicated by a decrease in the length of hospital stay, resulting in a large proportion of patients who are discharged within two weeks after stroke. This underscores the need to develop another strategy to detect PSD in the early stage after stroke. Therefore, the Post-Stroke Depression Prediction Scale (DePreS), which is a clinical prediction rule for the early identification of stroke patients at increased risk for PSD, was developed and validated. The DePreS enables clinicians to estimate the degree of the depression risk for an individual patient within the first week after stroke. The prediction could be used as the basis for a simple decision tree to guide a more selective screening process for PSD.
The challenge in the future will be to create a continuous process in which further research leads to ongoing development and testing of effective and efficient care for patients with stroke which may eventually decrease the burden of PSD and the negative impact on patients' recovery.

Abstract (Nederlands)

In de eerste twee jaar na een beroerte krijgt ongeveer een derde van alle patiënten te maken met een depressie. Bij een depressie lijden patiënten aan symptomen, zoals verlies van interesse of plezier, depressieve stemming, slaapstoornissen, vermoeidheid, veranderingen in de eetlust, irreële schuldgevoelens, concentratiestoornissen, psychomotore traagheid of onrust en suïcidale gedachten. Daarnaast verergert een depressie de last van de gevolgen van de beroerte en belemmert het herstel van de gevolgen van de beroerte. Daarom is het heel belangrijk om een depressie zo vroeg mogelijk na een beroerte op te sporen. Maar in de dagelijkse zorg wordt depressie na een beroerte vaak nog niet herkend. Daarom zijn de studies in dit proefschrift gedaan. In deze studies is onderzocht hoe depressie na een beroerte het best kan worden opgespoord.
In dit proefschrift is allereerst onderzocht in een literatuuronderzoek wat de rol van de verpleegkundigen is bij het vroegtijdig opsporen van depressie na een beroerte. Ook is gekeken welke zorg zij kunnen verlenen aan patiënten met depressie na een beroerte. Hieruit blijkt dat verpleegkundigen voor zichzelf een rol zien in het screenen en behandelen van depressie na een beroerte. Ze herkennen de symptomen van depressie, maar vinden het moeilijk om te bepalen of een patiënt depressief is. En ze maken bijna geen gebruik van vragenlijsten om vast te stellen of hun vermoedens kloppen.
Daarna is onderzocht of depressie na een beroerte zich op dezelfde manier uit als depressie bij patiënten met een andere aandoening aan het hart of de bloedvaten of als depressie bij patiënten zonder hart- of vaatziekten. Daaruit blijkt dat manier waarop een depressie tot uiting komt bij deze verschillende groepen patiënten vrijwel gelijk te zijn. Wel hebben de patiënten met een beroerte in heviger mate last van de symptomen dan de patiënten in de beide andere groepen.
Vervolgens is onderzocht of het screeningsinstrument PHQ-9 een goede vragenlijst is om depressie na een beroerte op te sporen bij patiënten die in staat zijn om een gesprek te voeren. Uit het onderzoek bleek dat met de PHQ-9 inderdaad een depressie kan worden opgespoord bij patiënten met een beroerte. Ook vinden verpleegkundigen de vragenlijst makkelijk te gebruiken.
Helaas wordt het opsporen van depressie na een beroerte al tijdens de opname in het ziekenhuis steeds moeilijker, doordat een groot deel van de patiënten al uit het ziekenhuis ontslagen wordt binnen twee weken na het ontstaan van de beroerte. Om toch in staat te zijn zo vroeg mogelijk na een beroerte een depressie op te sporen, is een vragenlijst ontwikkeld, de Post-Stroke Depressie Predictie Schaal (DePreS). Hiermee kan al in de eerste week na de beroerte het risico op het ontstaan van depressie in de tweede maand na de beroerte worden voorspeld. Als uit deze vragenlijst blijft dat er een verhoogd risico is op een depressie, kan tijdens de nacontrole of gedurende de revalidatiebehandeling extra aandacht worden geschonken aan het opsporen van depressie na een beroerte.

Proefschrift downloaden (Engels) Proefschrift-De-Man-van-Ginkel.pdf