Nederlandse titel proefschrift | Kritische druk. Decubituszorg bij intensive care patiënten en patiënten in algemene ziekenhuizen |
---|---|
Engelse titel proefschrift | Critical Pressure. Pressure ulcer care in critically ill patients and hospitalised patients at large |
Promovendus | Laat, Erik de |
Gepromoveerde is verpleegkundige (geweest) | |
Universiteit | Radboud Universiteit |
Datum promotie | 11/09/2006 |
Promotores | Prof. dr. T. van Achterberg & prof. dr. A.L.M. Verbeek |
Abstract (Engels) | A pressure ulcer is an area of localised damage to the skin and underlying tissue caused by pressure, shear or friction (henceforth “pressure”) or a combination of these forces. The critical determinants of pressure ulcer development are intensity and duration of pressure. If no pressure is applied to the skin and underlying tissues during a certain length of time, patients do not develop pressure ulcers. Pressure ulcers are among the most common adverse events in nursing practice and occur in bed‐ or chair‐bound patients who are unable to perceive pressure or to react to pressure. The aim of this thesis is threefold. The first aim was to gain a better understanding of the nature and extent of the pressure ulcer problem in critically ill patients. The second aim was to investigate whether early postoperative lateral position after coronary artery bypass surgery negatively affected cardiac output. The third aim was to gain an understanding of the effects of a hospital‐wide program on pressure ulcer care on the occurrence of pressure ulcers both in a general hospital population and in critically ill patients. About one in five critically ill patients develop a grade II or worse pressure ulcer during their stay in the ICU. A systematic review (chapter 2) shows that many factors are associated with pressure ulcers, but that there is not a single specific risk factor for pressure ulcer development that is generally valid in either a general or a specific critically ill population. Making an adequate comparison of studies was impossible due to differences in research methodologies and end points. Nor is there any evidence of a risk assessment tool that validly and reliably predicts pressure ulcer risk. Important preventive measures, such as repositioning patients, are insufficiently applied. A secondary analysis using the databases from the Dutch national prevalence surveys showed a grade I to IV pressure ulcer prevalence of 29% in critically ill patients (chapter 3). Without grade I pressure ulcers, the prevalence was 18%. Risk factors associated with pressure ulcers were infection, age, length of stay and total Braden score. Prevention of pressure ulcers was minimal: only 37% of the patients who were assessed as requiring repositioning were actually being turned. Critical care nurses are cautious about repositioning critically ill patients because they assume that turning will have a negative influence on cardiac output. No studies were available concerning the effect of 30° lateral position on circulation within 2 hours after admission of the patient to the ICU. To investigate this assumption, we randomly assigned 55 Coronary Artery Bypass Graft (CABG) patients to 4 intervention regimens in a clinical trial (chapter 4). The patients underwent a 2‐hour period of 30° lateral position. Fourteen patients in supine position served as a reference group. Turning the patients did not have any significant effect on the cardiac index. The cardiac index in 30° lateral position and supine position 2 to 8 hours postoperatively after CABG is statistically bioequivalent in patients with and without receiving antihypertensive or inotropic/vasopressor therapy. There were no practical problems impeding the turning regimen, not even in patients with an intra‐aortic balloon pump. We conclude that fear of hemodynamic instability due to lateral position after coronary artery surgery is unfounded. If there are no strict contraindications, lateral position has to be considered within 2 hours after CABG patients have been admitted to the intensive care unit to prevent complications of continuous supine position. We developed a Guideline for Pressure Ulcer Care based on national and international guidelines for pressure ulcer care and updated with recent scientific research (chapter 5). Before the implementation of this guideline, all standard hospital mattresses were replaced by high‐quality pressure‐reducing visco‐elastic hospital mattresses. In a prospective study, we used a series of one‐day measurements to assess the effect of this new policy on the efficiency of pressure ulcer care and pressure ulcer frequency. We compared care behaviour of nurses and pressure ulcer frequenc |
Abstract (Nederlands) | Decubitus is plaatselijke schade aan de huid en de daaronder liggende weefsels, veroorzaakt door druk‐, schuif‐ en wrijfkrachten (verder “druk”) of een combinatie van deze krachten. De belangrijkste determinanten voor het ontstaan van decubitus zijn de intensiteit en tijdsduur van de druk. Als er geen druk gedurende een bepaalde tijd wordt uitgeoefend op de huid en het onderliggend weefsel zal er ook geen decubitus ontstaan. De meeste decubituswonden kunnen voorkomen worden als effectieve preventiemaatregelen worden genomen. Deze zijn gebaseerd op drie principes: (i) het verlagen van de druk, (ii) het beïnvloeden van de tijdsduur dat er druk aanwezig is op een bepaalde plaats en (iii) aanvullende maatregelen die de weefseltolerantie voor druk verhogen. Decubitus is één van de meest voorkomende complicaties in de verpleegkundige praktijk. Het komt voor bij patiënten die bedlegerig zijn of in een (rol)stoel zitten en die niet in staat zijn om druk te voelen en/of niet op drukverschijnselen kunnen reageren door van positie te veranderen. Intensive care patiënten zijn in het bijzonder kwetsbaar voor decubitus. Over het algemeen zijn zij niet in staat de verhoogde druk in de weefsels te voelen en/of er op te reageren, omdat zij medicijnen krijgen die hen slapend houden, de pijn verminderen en/of de spieren verslappen. Bovendien verhoogt de onderliggende ziekte, die vaak gepaard gaat met dalingen in de bloeddruk, de kans op decubitus. Het doel van dit proefschrift is drieledig. Het eerste doel is meer inzicht krijgen in de mate en aard van het decubitusprobleem bij intensive care patiënten. Vervolgens is onderzocht of vroeg post operatieve zijligging na coronair bypass chirurgie de cardiac output negatief beïnvloedt. Het derde doel is het verkrijgen van inzicht in de effecten van de invoering van een ziekenhuisbreed decubitusbeleid op prevalentie en incidentie van decubitus in respectievelijk de totale ziekenhuispopulatie en in de populatie van ICpatiënten. Ongeveer één op de vijf IC‐patienten ontwikkelt een graad II decubituswond of erger tijdens het verblijf op de ICU. Een systematisch literatuur onderzoek (hoofdstuk 2) laat zien dat vele factoren geassocieerd zijn met decubitus, maar dat geen enkele factor een voorspellend vermogen heeft in alle groepen IC‐patiënten. Een goede vergelijking tussen studies is niet mogelijk door de diversiteit in onderzoeksmethoden en eindpunten. Ook zijn er geen valide en betrouwbare meetinstrumenten die het risico op decubitus bij IC patiënten voorspellen. Belangrijke preventieve maatregelen, zoals wisselligging worden onvoldoende toegepast. Uit een secondaire analyse van de gegevens van het Landelijk Prevalentie Onderzoek Decubitus blijkt dat de prevalentie van decubitus graad I‐IV 29% is (hoofdstuk 3). Zonder graad I decubitus is de prevalentie 18%. Infectie, leeftijd, opnameduur en de totale Bradenscore waren geassocieerd met decubitus. De preventie van decubitus liet te wensen over; slechts bij 37% van de patiënten die wisselligging nodig hadden werd deze behandeling daadwerkelijk uitgevoerd. Onder IC‐verpleegkundigen bestaat terughoudendheid om patiënten wisselligging te geven, omdat aangenomen wordt dat het draaien van patiënten een negatieve invloed heeft op de circulatie (hoofdstuk 4). Onderzoek naar het effect van 30°‐zijligging op de cardiac output binnen 2 uur na de opname op de ICU is niet eerder gedaan. Om dit effect te toetsen werden 55 patiënten willekeurig ingedeeld in 4 groepen met verschillende wisselliggingsschema’s. Elke patiënt werd in 30°‐zijligging gelegd gedurende een periode van 2 uur. Veertien patiënten in rugligging vormden de referentiegroep. De cardiac index in 30° zijligging en rugligging tussen 2 en 8 uur na coronair chirurgie bleken statistisch bio‐equivalent zelfs bij patiënten die werden behandeld met bloeddrukverhogende en/of vaatverwijdende medicatie. Ook vonden we geen praktische problemen bij het op de zij leggen van patiënten, zelfs niet bij patiënten met een intra‐aortale ballon pomp. We concludeerden dat angst voor hemodynamische instabiliteit ten gevolge van zijligging na coronair bypass chirurgie ongegrond was. Als er geen strikte contra‐indicaties zijn, dient zijligging binnen 2 uur na coronair chirurgie overwogen te worden om complicaties van uitsluitend rugligging te voorkomen. Op basis van (inter)nationale richtlijnen en actueel wetenschappelijk onderzoek hebben we een ‘richtlijn decubituszorg’ samengesteld (hoofdstuk 5). Voordat de richtlijn geïmplementeerd werd zijn alle standaard ziekenhuismatrassen vervangen door een kwalitatief hoogwaardig drukverlagend visco‐elastisch ziekenhuismatras. In een prospectief onderzoek werd door middel van een aantal eendaags metingen het effect van het nieuwe beleid vastgesteld op de efficiëntie van de decubituszorg en de decubitusprevalentie. Het zorggedrag van verpleegkundigen en de decubitusprevalentie vóór en na de |
Proefschrift downloaden (Engels) | PROEFSCHRIFT_EdeLaat.pdf |