Abstract (Engels) |
Infection control link nurses (ICLN) act as a link between colleagues in their own clinical area and the infection prevention and control team. They help to raise awareness for infection control by educating colleagues and motivating them to improve practice. To fulfil this role, link nurses are trained by infection control practitioners. Programs to train and support ICLN vary in the way they are organized and implemented. In this thesis, the elements that influence the successful engagement of ICLN in acute care hospitals were systematically explored and described. The aim was to explain how current programs could be improved to support ICLN, to evaluate the effectiveness of ICLN programs in improving compliance with infection prevention and control guidelines and, finally, to provide strategies for further implementation of these programs.
The first part of this thesis, chapter 2, 3 and 4, focused on the characteristics and success factors of link nurses and link nurse programs in acute care hospitals.
In chapter 2 the role of infection control link nurses, infection control link nurse programs and their effects were evaluated, and gaps in the evidence base were identified. Involving link nurses in infection prevention and control has been implemented in hospitals worldwide to improve clinical practice. We aimed to identify key elements of infection control link nurses (ICLN) and ICLN programs, to evaluate the effect of such programs, and to identify gaps in the evidence base. In a scoping review, 29 research- and opinion-based papers on ICLN in acute care hospitals were included. Three key elements were identified: the profile of ICLN, strategies to support ICLN, and the implementation of ICLN programs. The majority of included studies delineated the ICLN profile with accompanying roles, tasks and strategies to support ICLN, without a thorough evaluation of the implementation process or effects. Few studies reported on the effect of ICLN programs in terms of patient outcomes or guideline adherence, with positive short-term effects. This review revealed a lack of robust evidence on the effectiveness of ICLN programs. Best practices for an ICLN program included a clear description of the ICLN profile, education on infection prevention topics as well as training in implementation skills, and support from the management at the ward and hospital level.
In chapter 3 the variation and success factors in infection control link nurse programs in Dutch acute care hospitals were assessed. At that time, the Netherlands had 74 hospitals. In a mixed-methods study, 72 infection control practitioners from 72 different hospitals were surveyed. The outcomes of the survey were supplemented with four additional semi-structured interviews. The survey was based on items of the Template for Intervention Description and Replication (TIDieR) checklist. A link nurse program was present in 67% of the hospitals; responsibility for 76% of these programs lied solely with the infection prevention and control team. The core component of most programs (90%) was education. Programs that included education on infection prevention topics and training in implementation skills were perceived as more effective than programs without such education or programs where education included only infection prevention topics. The interviews illustrated that these programs were initiated by the IPC team with the intention to collaborate with other departments to improve practice. Content for these programs was created at the time of their implementation. Infection control practitioners varied in their ability to express program goals and to engage experts and key stakeholders. From the interviews it transpired that infection control practitioners seemed more satisfied if they were able: 1) to express a more coherent vision and more long-term strategic goals, 2) to involve more experts (e.g. educational experts) in the enhancement of their program, and 3) to engage more key stakeholders, including management, and their direct colleagues, the IPC team, to create support.
See dissertation for the complete summary.
|
Abstract (Nederlands) |
Contactpersonen voor infectiepreventie (CIP) zijn verpleegkundigen met extra aandacht voor infectiepreventie. Ze vergroten het bewustzijn voor infectiepreventie op de eigen afdeling en motiveren collega’s om infectiepreventiemaatregelen toe te passen. CIP worden bij hun activiteiten ondersteund door deskundigen infectiepreventie met lokaal opgezette programma’s. Deze programma’s variëren in de manier waarop ze zijn georganiseerd en worden uitgevoerd.
In dit proefschrift is onderzocht welke elementen de succesvolle inzet van CIP in ziekenhuizen beïnvloeden. De manieren waarop de huidige programma’s ter ondersteuning van CIP kunnen worden verbeterd zijn onderzocht en de effectiviteit van deze CIP programma’s bij het verbeteren van de naleving van richtlijnen voor infectiepreventie zijn geëvalueerd. Ook de barrières t.a.v. de inzet van CIP en CIP programma’s zijn onderzocht en passende implementatiestrategieën zijn beschreven.
Het eerste deel van dit proefschrift, hoofdstukken 2, 3 en 4, richt zich op de kenmerken en succesfactoren van CIP en CIP programma’s in ziekenhuizen.
In hoofdstuk 2 is de rol van de CIP, de programma’s die deze CIP ondersteunen en de effecten van deze programma’s geëvalueerd. In een scoping review werden 29 onderzoeks- en opiniepapers over CIP in ziekenhuizen uit vijf continenten opgenomen. Dit laat zien dat de samenwerking met CIP ter verbetering van de klinische praktijk in ziekenhuizen over de hele wereld wordt toegepast. De meeste papers schetsten het CIP profiel met bijbehorende rollen, taken en strategieën ter ondersteuning van CIP, zonder een evaluatie van het implementatieproces of van de effecten van CIP programma’s. Belangrijke onderdelen van succesvolle CIP programma’s waren voor een CIP programma waren een duidelijke beschrijving van het CIP profiel, onderwijs over infectiepreventie, training in implementatievaardigheden en steun vanuit het management op afdelings- en ziekenhuisniveau. Slechts een paar studies rapporteren over het effect van CIP programma’s op patiëntuitkomsten of richtlijnnaleving, deze beschrijven positieve effecten (korte termijn). Er is weinig onderzoek gedaan naar de effecten van CIP programma’s. De impact van CIP en bijpassende programma’s op het voorkomen van ziekenhuisinfecties is ook moeilijk te beoordelen, omdat de uitkomsten wordt beïnvloed door vele andere factoren. Daarom is het gerechtvaardigd dat toekomstige studies zich richten op surrogaateindpunten zoals: het bewustzijn van het belang van infectiepreventie, kennis van infectiepreventie en de naleving van richtlijnen. Duidelijk is ook dat er weinig bekend is over de manier waarop CIP het beste kunnen worden ondersteund bij het verspreiden van kennis en het creëren van verandering in de praktijk op hun afdeling en over de contextuele factoren die van invloed zijn op CIP programma’s.
In hoofdstuk 3 zijn, met een mixed-methods onderzoek, de succesfactoren en de variatie in CIP programma’s in Nederlandse ziekenhuizen in kaart gebracht. Nederland telde op dat moment 74 ziekenhuizen. Eerst vulden 72 deskundigen infectiepreventie uit evenveel ziekenhuizen een vragenlijst in, gebaseerd op de items van de checklist Template for Intervention Description and Replication (TIDieR). De uitkomsten van deze vragenlijst zijn aangevuld met semigestructureerde interviews. Uit de vragenlijst bleek dat in 67% van de ziekenhuizen een CIP programma aanwezig was; de verantwoordelijkheid voor 76% van deze programma’s lag uitsluitend bij het infectiepreventieteam. De kern van de meeste CIP programma’s (90%) was onderwijs. Programma’s die trainen op inhoud (infectiepreventie) én op implementatievaardigheden, werden als effectiever beschouwd dan programma’s zonder training of programma’s waarin alleen infectiepreventieonderwijs was opgenomen. Uit de interviews bleek dat CIP programma’s zijn geïnitieerd door het infectiepreventieteam met de bedoeling om structureel samen te werken met andere afdelingen aan de preventie van infecties in de dagelijkse praktijk. De inhoud voor deze programma’s wordt gelijktijdig met de implementatie ontwikkeld. Deskundigen infectiepreventie varieerden in hun vermogen om programmadoelen te verwoorden en andere belanghebbenden te betrekken. Uit de interviews bleek dat deskundigen infectiepreventie tevredener leken over de uitkomsten van deze programma’s als ze in staat waren: 1) een meer coherente visie en meer strategische doelen voor de lange termijn te beschrijven, 2) meer experts (bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs) te betrekken bij de verbetering van hun programma, en 3) om meer belanghebbenden, waaronder het management en directe collega’s uit het infectiepreventieteam, te betrekken om draagvlak te creëren.
Zie proefschrift voor volledige samenvatting.
|